Naar aanleiding van een artikel in het Financieel Dagblad zijn Kamervragen gesteld aan de minister van Sociale Zaken over de verhoging van de AOW-leeftijd. In het artikel wordt beschreven dat de AOW-leeftijd tot 2021 sneller stijgt dan de toename van de levensverwachting van 65-jarigen. Daarom zou volgens actuarissen de AOW-leeftijd pas vijf jaar later, dus in 2026 hoeven te stijgen naar 67 jaar. Volgens de minister is de geleidelijke verhoging naar 67 jaar bedoeld als inhaalslag voor de sinds de invoering van de AOW gestegen levensverwachting. Na 2021 is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Om te voorkomen dat de AOW-leeftijd bij elke wijziging van de resterende levensverwachting moet worden aangepast, is in de wet opgenomen dat de AOW-leeftijd pas stijgt bij een stijging van de levensverwachting van meer dan drie maanden.


Volgens recente prognoses van het CBS stijgt de toekomstige levensverwachting minder snel dan eerder was geraamd. Het is echter nog te vroeg om te spreken van een trendbreuk in de stijgende lijn voor de levensverwachting, hoewel in het buitenland de levensverwachting ook minder snel stijgt. Het CBS gaat vooralsnog uit van een verdere stijging van de levensverwachting. De minder snelle stijging van de levensverwachting is geen aanleiding voor aanpassing van de AOW-leeftijd. Om onzekerheid te voorkomen wordt een eenmaal vastgestelde verhoogde AOW-leeftijd niet later gewijzigd. De aanpassing wordt vijf jaar van tevoren vastgelegd om meer zekerheid te bieden.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2018-0000111385 | 23-08-2018