De bijtelling bij het loon voor het privégebruik van een auto van de zaak geldt niet alleen voor een personenauto, maar ook voor een bestelauto van de zaak. De wet gaat uit van de veronderstelling dat een auto die zakelijk ter beschikking staat, ook voor privégebruik ter beschikking staat. Het is vervolgens aan de werknemer om te bewijzen dat op jaarbasis niet meer dan 500 km privé wordt gereden met de auto. Zonder dat bewijs moet bijtelling plaatsvinden.


Voor een bestelauto, die buiten de werktijd niet gebruikt kan of mag worden, hoeft geen bijtelling plaats te vinden. Bewijs dat niet meer dan 500 km privé wordt gereden met de bestelauto hoeft in dat geval niet geleverd te worden. Het verbod moet schriftelijk zijn vastgelegd. De werkgever moet deze vastlegging bij de loonadministratie bewaren en toezicht houden op naleving van het verbod. Ten slotte moet de werkgever overtreding van het verbod op privégebruik bestraffen.


Hof Amsterdam negeerde in een procedure de stelling van een werkgever dat de bestelauto’s na werktijd niet door zijn werknemers konden worden gebruikt omdat de auto’s op het bedrijfsterrein achterbleven en de sleutels werden ingeleverd. Zonder op deze stelling in te gaan liet het hof de door de inspecteur opgelegde naheffingsaanslag voor de bijtelling van het privégebruik in stand. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Haag. Dat hof moet onderzoeken of de bestelauto’s inderdaad op het bedrijfsterrein achterbleven en de sleutels werden ingeleverd. Als dat het geval is, heeft de inspecteur ten onrechte een naheffingsaanslag opgelegd.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR201744, nr. 16/01572 | 26-01-2017