In beginsel kan een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer niet rechtsgeldig opzeggen zonder diens schriftelijke instemming. Uitzondering op deze regel is een ontslag op staande voet. Daarvoor moet een dringende reden bestaan. De werkgever dient een ontslag op staande voet onder opgave van de dringende reden onverwijld mee te delen aan de werknemer.


Naar het oordeel van de kantonrechter vormt het zonder toestemming van de werkgever op vakantie gaan tijdens re-integratie een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het Burgerlijk Wetboek noemt als uitgangspunt dat de werkgever de tijdstippen van begin en einde van vakantie vaststelt volgens de wensen van de werknemer, tenzij er gewichtige redenen zijn om daarvan af te wijken. De werkgever moet die gewichtige redenen binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer hebben meegedeeld. Doet de werkgever dat niet, dan is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer. In dit geval betrof het een werknemer die na 1,5 jaar ziekte weer benutbare mogelijkheden had en op korte termijn kon starten met passend werk. De afspraken daarover waren al gemaakt en vormden de reden voor de werkgever om het verzoek om vakantie van de werknemer af te wijzen.


Bij schending van de re-integratieverplichtingen door een werknemer staan de werkgever andere sanctiemiddelen dan ontslag op staande voet ten dienste, zoals het niet betalen van loon. Wanneer een werknemer passende arbeid weigert, leidt dat niet tot ontslag op staande voet. In dit geval was geen sprake van het weigeren van passende arbeid, maar van het ongeoorloofd afwezig zijn. Dat levert een dringende reden voor ontslag op, omdat de werkgever erop moet kunnen vertrouwen dat een werknemer zich houdt aan gemaakte afspraken. Dit geldt ook als de werknemer arbeidsongeschikt is.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20183343, 6883757 / ME VERZ 18-94 | 02-08-2018